Tussen New Orleans en het stadje Natchez liggen aan de rivier de Mississippi nog een aantal van de grote plantagehuizen die herinneringen oproepen aan de achttiende eeuw.
Ook zonder verheerlijking van de tijd voor de Burgeroorlog, waar sommige zuiderlingen last van hebben, is het een mooie historische tocht.
Al heeft u Oak Alley Plantation nooit gezien, u kent het plaatje. Oak Alley is het archetype van de zuidelijke plantage: een lange oprijlaan overschaduwd door oude eiken, uitlopend op een fors bemeten landhuis met veel witte zuilen en tierlantijnen. Spaans mos hangt van de bomen. Een ondefinieerbare sfeer van vergane glorie en vervlogen tijden hangt over de setting.
Dit is Gone with the Wind, afdeling west. Oak Alley is de ultieme ansichtkaart van het oude Zuiden, een restant uit de tijd dat King Cotton in het Zuiden regeerde en de plantagehouders het breed lieten hangen, over de ruggen van hun slaven. De tijd ook, van pakweg 1830 tot aan de Burgeroorlog, dat de Mississippi de grens was van de beschaafde wereld en dat de bewoners van deze contreien, althans de lieden die het er voor het zeggen hadden, zichzelf zagen als een verfijnde elite met een hoogstaande cultuur. Een Amerikaanse aristocratie.
Enfin, het vervloog allemaal in de wind van de Burgeroorlog. Op zoek naar de restanten ervan, rijden we van New Orleans, de stad waar de geproduceerde katoen werd geëxporteerd naar een begerige wereld en waar de elite met enige regelmaat de bloemetjes buitenzette, naar Natchez, toen en nu het stadje dat het oude Zuiden perfect symboliseert.
Nostalgische zuiderling
Een paar dagen New Orleans hebben ons geacclimatiseerd voor het zuidelijke klimaat, letterlijk en figuurlijk. 't Is een raar geval, New Orleans, meer een stadje dan een stad voorzover het gaat om het French Quarter. Wat je ervan meekrijgt trekt aan en stoot af. Sfeervolle straten met mooie huizen voorzien van het typische gietijzeren hekwerk, redelijke muziek, goed eten, mooie musea, maar het heeft allemaal ook iets van een menselijke dierentuin. Vooral Bourbon Street is niet veel meer dan een verzameling luidruchtige cafés vol bierhijsende tieners.
New Orleans is een stad die weinig prijsgeeft aan oppervlakkige bezoekers zoals wij, aan buitenstaanders. De wel geboden cultuur is voorspelbaar, het is haast een rol die New Orleans aanneemt. U krijgt wat u verwacht, van de bijna gemummificeerde jazz musici tot de jumbalaya en gumbosoep. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat steden als New Orleans een karakter aannemen, terwijl San Francisco en New York karakter hebben.
In elk geval hebben we het na een paar dagen wel gehad en gaan we op weg richting Natchez, het stadje aan de Mississippi dat met zijn schat aan huizen uit de antebellum tijd (vooroorlogs in het Zuiden is altijd voor de Burgeroorlog) het complement vormt van New Orleans: een plaats waar iedereen de rol speelt van nostalgische zuiderling, van dromer over de verloren tijd. Voor sommige hardnekkige lieden is dat nog steeds de Lost Cause, alsof er met de Burgeroorlog en de teloorgang van het oude Zuiden een ideale samenleving verdween. Zelfs zwarten in de toeristenindustrie spelen met verve deze rol.
Zo geschreven klinkt het misschien al te cynisch, maar we weten uit ervaring dat je hier in het Zuiden altijd met de geschiedenis meerijdt. En wat je ziet is niet noodzakelijk de werkelijkheid. Anno 2001 hoef je geen politiek correcte meehuiler te zijn om in die Zuidelijke samenleving geïnteresseerd te zijn. Sterker, het is allemaal interessanter als je probeert je in te leven in het perspectief van toen, in plaats van te kijken met de ogen van nu. We zijn dol op het Zuiden, op het eten, de mensen, het landschap, de diepe sporen die de geschiedenis hier getrokken heeft.
Hoog in hun bol
We nemen de River Road, de weg langs de Mississippi, tussen New Orleans en Baton Rouge. De weg op zich heeft niet zo veel te bieden. In het kader van het opstoten in de vaart der volkeren van het Zuiden hebben zich aan de rivier tientallen grote chemische bedrijven gevestigd, zodat de mooiste oude huizen tegen een horizon staan van rook uitbrakende schoorstenen. Van de rivier zie je ook niet veel. Sinds de grote overstroming van 1927 zijn de dijken langs de Mississippi zo hoog gemaakt dat je er ook echt op moet klauteren om het water te zien. Het neemt heel wat weg van de functionaliteit van de landhuizen, die vroeger met hun gezicht naar de rivier lagen: daar moest immers de katoen worden afgevoerd.
De River Road loopt aan beide kanten van de Mississippi, die hier grote slingers maakt. Enige planning is verstandig, want er zijn maar twee bruggen, de Veterans Memorial Bridge tussen Lutcher en Vacherie, en de Sunshine Bridge tussen Burnside en Donaldsonville (en een pont tussen Reserve en Edgard). Afgezien van de Bed & Breakfasts in de landhuizen zelf, zijn er relatief weinig motels hier en ook benzinestations zijn niet dik gezaaid. Een goede handleiding is Plantation Homes along the River Road van David King Gleason, bij elk huis te koop voor $3,50.
De eerste stop vanuit New Orleans is Destrehan Plantation. Een mooi begin, want Destrehan werd opgezet door een vrije zwarte man, Charles Paquet. Dat kon ook in het Oude Zuiden. Na een video van een minuut of twintig over de wisselende eigenaars (Amoco, een oliemaatschappij, onder andere) gaan we mee met de rondleiding. Zoals we bij veel landhuizen zullen ervaren, worden die gegeven door vlot pratende ervaren gidsen die een arsenaal aan familiegeschiedenis en anekdotes te voorschijn toveren. Destrehan vertelt al iets over de geschiedenis van deze streek in de simpele vaststelling dat de oorspronkelijke Franse koloniale stijl van het gebouw tussen 1830 en 1840 werd omgevormd in een Greek Revival stijl. Dat waren de jaren dat de plantagehouders het hoog in hun bol begonnen te krijgen. De jaren van King Cotton.
We volgen de River Road aan de westzijde van de Mississippi, richting Baton Rouge. San Francisco Plantation is niet genaamd naar de stad, maar is een verbastering van sans frusquin, wat zoveel wil zeggen als zonder een cent. Dit is geen indicatie van hoe goedkoop het gebouw is aangelegd maar juist van de onbeperkte hoeveelheid geld die de Fransman Edmond Zonier Marmillion er in 1856 in stopte. Een laatkomer, deze Marmillian, zo vlak voor het begin van de Burgeroorlog. Hij genoot maar één jaar van zijn optrekje voor hij stierf en het aan zijn dochter overliet om de rest van zijn kapitaal erdoor te jagen. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw is San Francisco helemaal hersteld in de oorspronkelijke toestand. De stijl wordt Steamboat Gothic genoemd, omdat het van een afstandje lijkt op de opbouw van een schip. De nostalgie is hier ver doorgevoerd, inclusief gidsen in klederdracht. Maar het verhaal is interessant genoeg.
Laura Plantation: vrouwenrijk
Bij Lutcher steken we de rivier over, richting Vacherie, waar dicht bij elkaar twee typische, zij het totaal verschillende landhuizen staan. Laura Plantation is een relatief nieuwe toevoeging aan de herstelde plantages. Het huis in Creoolse stijl ademt een heel andere sfeer dan de Engelse high culture huizen. Het is veel eenvoudiger en veel levendiger.
Na jaren van verval heeft een groep investeerders het landgoed gekocht om het commercieel te gaan exploiteren. Ze zijn goed in de marketing voor Laura Plantation en buiten bekwaam het feit uit dat deze plantage na de vroege dood van de bouwer voornamelijk door vrouwen werd beheerd. Ook hebben ze direct goed geïnvesteerd door de zaak snel te schilderen en te herbouwen. De gidsen zijn deskundig en grappig, met mooie verhalen over de creoolse families en hun rivaliteiten met de Anglo-Amerikanen.
Het huis werd gebouwd door slaven uit Senegal, die bekend stonden om hun handvaardigheden. Het hout is oude cypressen, onverwoestbaar. De eigenaars hadden ook een wijnchateau in Frankrijk in bezit en zo lag in de kelder hier lange tijd de grootste voorraad wijn van Amerika. De grote vaten die werden gebruik om olijfolie aan te voeren werden na ledeging ingegraven in de zachte grond (het huis staat op palen vanwege de vele overstromingen). Het hout zich vol met koel grondwater en zo had de plantage zijn eigen koelkasten.
Omdat de familie een hele verzameling karaktervolle lieden bevatte, inclusief de dames die de tent runden, valt er heel wat te vertellen. Laura, de dochter van de eerste eigenaar, heeft ook een levensverhaal geschreven, dat binnenkort door de plantage-ondernemers zal worden uitgegeven. Die investeerders zijn erg goed in het uitbuiten van de vrouwvriendelijke uitstraling van de plantage, maar ach, het zij hun vergeven. Ze hebben van de plantage iets moois gemaakt - het was de plezierigste verrassing van deze trip.
Laura is ook de enige plantage waar de rol van de slaven niet wordt genegeerd (zelfs de oorspronkelijke, Indiaanse bewoners, worden niet vergeten). Aardig om te weten is dat de Senegalese slaven ook de bron waren voor de verhalen van Tar Baby en Br'er Rabbit, legendes in de Amerikaanse volkstraditie. Ze werden opgetekend in het Creoolse dialect, aan het einde van de negentiende eeuw.
Ongezond klimaat
Iets verderop, net voorbij Vacherie, komen we bij Oak Alley Plantation. Met vele andere bezoekers staan we op de dijk om de ideale foto van de Eiken Allée te kunnen nemen. Natuurlijk imponeert de reeks bomen er niet minder om maar door de missing link met de rivier wordt het nog meer een dood gebouw. Maar goed, dat is het natuurlijk ook. Je moet terug in de oude fotoboeken om het leven van alledag hier te zien.
Een druk leven was dat, met meer werk dan plezier. Want deze plantagehuizen waren strikt zakelijke aangelegenheden. Alle families hadden huizen in New Orleans en daar vonden de meeste sociale activiteiten plaats. Maar aangezien het daar te warm was, en te ongezond (gele koorts en malaria), om de zomer door te brengen, verkaste die in het warme seizoen naar de landhuizen. Niet dat het daar veel gezonder was. De president van de afgescheiden zuidelijke staten, Jefferson Davis, die we later op onze trip nog zullen tegenkomen, verloor zijn eerste vrouw hier, binnen een jaar na zijn trouwen. Haar vader, de latere president Zachary Taylor, had haar nog zo gewaarschuwd om het niet met een plantagehouder aan te leggen.
Toen Jacques Telesphore in 1837 de grond kocht voor Oak Alley, stonden die eiken er trouwens al honderd jaar. Ze waren gepland door een Franse pionier die op het terrein een klein huisje had neergezet en de weg naar de rivier had opgeluisterd met een allée van veertien eiken aan elke zijde. Weinig had hij kunnen bevroeden dat zijn nostalgie naar een Franse dreef nu een symbool voor het Amerikaanse Zuiden zou zijn.
We lopen rondom het huis, gebouwd in Greek Revival stijl. Het is omgord met 28 zuilen (net zoveel als de eiken), elk bijna drie meter doorsnee. Mooi en indrukwekkend, maar ter plekke besluiten we de rondleiding over te slaan. Er lopen teveel toeristen rond. Bovendien hebben we nog heel wat plantages te gaan.
Eclectische stijl
Nottoway Plantation bijvoorbeeld, ontworpen door Henry Howard, een van de populaire high society architecten van de regio. Toen het in 1859 klaar was - het is opvallend hoeveel landhuizen zo vlak voor de Burgeroorlog nog werden neergezet - werd het ook wel White Castle genoemd. De dochter des huizes, Cornelia Randolph, hield een dagboek bij, The White Castle of Louisiana, vandaar. Zo heet nu het dorpje er vlak bij.
Henry Howard hield van eclectische stijlcombinaties. Met zijn 64 kamers is Nottoway het grootste plantagehuis in het Zuiden. De gidsen dossen zich niet uit maar zijn er niet minder interessant door. In het restaurant kun je Cajun specialiteiten krijgen, maar een beter prijs/kwaliteitsverhouding biedt Lafitte's Landing Restaurant bij de Sunshine Bridge (we volgen deze tip van Lonely Planet).
Houmas House Plantation, aan de overkant van de brug, bekijken we alleen in het voorbijgaan, aangezien we nu toch last krijgen van enige overdosis aan plantages. We hebben St. Francisville en Natchez nog voor de boeg. Een aardige tussenstop is nog Plaquemine, een stadje net ten zuiden van Baton Rouge. De sluizen die hier in 1909 werden aangelegd, tussen Bayou Plaquemine en de Mississippi vervullen geen functie meer, maar ooit was dit het noordelijk einde van het Intracoastal Canal System. In 1961 werden de sluizen gesloten. Nu is het een verrassend aardig museumpje, geplaatst op het nationale Register of Historic Places.
Invloed Engelse pioniers
St. Francisville ligt voorbij Baton Rouge. We hebben het stadje als plaats voor overnachting gekozen omdat het bekend staat vanwege zijn mooie verzameling antebellum homes'. Een verkenning op internet bevestigde dat en we hebben daar ook een aantrekkelijke bed & breakfast met een vrijstaand guesthouse. De Greensprings Cottages, net buiten het stadje, bieden precies wat we zoeken.
Dat geldt ook voor St. Francisville, dat zich goed leent voor een verblijf van een paar nachten. Het stadje zelf is een soort Natchez in zijn verzameling mooie oude huizen, zonder de spectaculaire ligging en de drukte van die stad verderop aan de Mississippi. St. Francisville wordt wel English Louisiana genoemd, vanwege de invloed van Engelse pioniers op de stijl.
Vanuit St. Francisville bezoeken we Oakley Plantation. Behalve dat Oakley een aardige plantage is, is het ook de plek waar John James Audubon een flink aantal van zijn beroemde tekeningen van vogels maakte. Een naam die u niets zegt? Iedere Amerikaan kent Audubon van zijn fabuleuze natuurtekeningen, maar hier in het Diepe Zuiden raakte hij verzeild als leraar van een tienermeisje op de plantage. Hij bleef maar vier maanden, maar het was genoeg om 32 tekeningen te maken. Er hangen gedrukte kopieën van in het mooi herstelde huis.
Een andere historische Amerikaan, Jefferson Davis, de enige president van de Confederatie, woonde niet ver van St. Francisville, in Woodville, net over de grens met Mississippi. Zo ongeveer in het midden tussen de plantagehuizen van de River Road en die van Natchez in, kan het geen kwaad wat dieper te duiken in de geschiedenis van de zuidelijke afscheiding. In sommige kringen heet de Burgeroorlog nog steeds de War of Southern Independence en hier in Woodville krijgt de bezoeker daar een beeld bij.
Jefferson Davis was de enige president van het Zuiden (van 1861 tot 1865). Voordien was hij senator van Mississippi en minister van Oorlog onder president Pierce. Maar bovenal was hij een kind van het Zuiden. Zijn jeugd bracht Davis door op de Rosemont Plantation.
Een aardig huis, maar ik vrees dat vooral liefhebbers van geschiedenis hier aan hun trekken komen. En dan moet u niet al te politiek correct zijn, want de rondleiding is onbevangen pro-Davis en vol nostalgie naar lang vervlogen tijden. Dat maakt het juist interessant maar enige geschooldheid in de geschiedenis van het Zuiden kan hier geen kwaad.
Macht en rijkdom
Gemakkelijker toegankelijk is Natchez, het stadje aan de Mississippi vol met antebellum huizen. Hier boven op een hoge oever van de Mississippi staan niet plantagehuizen, maar town houses in de meest letterlijke zin. In Natchez woonden de gezinnen van de plantage-eigenaren, veilig voor de frequente overstromingen. Vóór de Burgeroorlog, in de tijd dat een miljoen dollar nog wat voorstelde, herbergde Natchez net zoveel miljonairs als New York. Ze verdienden hun geld met de plantages aan de andere kant van de rivier, in Louisiana. De overstromingen van de Mississippi hadden van de landbouwgronden daar de vruchtbaarste aarde van de Verenigde Staten gemaakt. En katoen was de oogst die het meest opleverde. De katoen ging over de rivier naar het noorden, naar Memphis, of naar het zuiden, naar New Orleans en vandaar naar Europa.
Stanton Hall, midden in Natchez, straalt macht en rijkdom uit. De vier zuilen van tien meter hoog staan als wachtposten voor de dubbele deur van het enorme huis midden in downtown Natchez. Frederick Stanton was waarschijnlijk niet meer dan één meter zestig groot, maar blijkbaar kon aan zijn gevoel van eigenwaarde geen enkele Amerikaanse spiegel volledig recht doen. In Frankrijk vond hij het model van zijn gading en hij kocht er meteen maar een paar, met een goudkleurige lijst passend bij de rode en gouden zijden gordijnen in de dubbele zitkamer. Stanton liet grote, marmeren open haarden aanleggen, kocht bronzen kandelaars, massief zilveren bestek en andere gerei dat past bij kamers van zes meter hoog.
In de jaren vijftig van de negentiende eeuw zette Stanton de toon in Natchez. Wie ambitie had probeerde het luxueuzer, rijker en protseriger te doen dan de Stantons. Dat deed bijvoorbeeld dokter Nutt door Longwood te bouwen, een plantage die we morgen gaan bezoeken. Met de Stantons liep het niet goed af. Zoals zoveel andere families van plantagehouders konden zij hun extravagante levenswijze na de Burgeroorlog niet volhouden, raakten ze in de schulden en werd uiteindelijk het vervallen huis door de bank verkocht. Inderdaad, gone with the wind. Zoals voor de oorlog, zo werd het nooit meer.
Jaarlijkse verkleedpartij
Natchez claimt dat het er nog uitziet als honderdvijftig jaar geleden. Het komt in de buurt. Maar het is een spel. Want toerisme is nu de kurk waarop het stadje drijft. En nostalgie. Gespeeld of niet, er hangt een sfeer van 'vroeger was het toch beter' over Natchez. Hier bloeide het Zuiden van King Cotton, de broedplaats van de Confederatie, het onafhankelijke zuiden waar de burgeroorlog om ging.
Dat oude Natchez is niet meer dan een stuk of acht blokken groot, maar alles bij elkaar zijn er in deze omgeving meer dan vijfhonderd gebouwen die van voor de Burgeroorlog dateren. Een aantal zijn open voor bezoekers, een aantal is bed and breakfast. De toeristische ontwikkeling was een toevalstreffer.
In 1931 besloot de Mississippi Federation of Garden Clubs haar jaarvergadering in Natchez te houden. Maar na een paar nachten vorst en ijzel waren de tuinen nauwelijks toonbaar en als alternatief besloten de leden van de club hun huizen open te gooien. Het bestuur haalde een paar vrouwen over om de jurken van hun grootmoeders aan te trekken en voila, een traditie was geboren. De Pilgrimage, zoals deze jaarlijkse verkleedpartij heet, redde veel huizen van de ondergang. Toeristen brachten genoeg geld binnen om ze te herstellen en te onderhouden. Traditioneel is de Pilgrimage in de lente maar zoals dat gaat met goed lopende kaskrakers, er is nu een kloon in de herfst. De beste tijd voor een bezoek aan Natchez is in de lente. We lopen rond in een stadje waar de wisteria, de azalea's en de dog wood in volle bloei staan. We hebben de Pilgrimage gemist en moeten het doen met de gewone rondleiding, maar eerlijk gezegd is dat ruim voldoende.
Mooiste huis?
De meest bizarre plek in Natchez is Longwood, volgens sommige mensen het mooiste huis van Amerika. Daar valt wel wat op af te dingen, maar Longwood zit zeker in de top tien. Dit huis was het geesteskind van Dr. Haller Nutt, een rijke katoenplanter en zakenman die de uitdaging van Stanton graag aannam. Tegen het einde van de jaren vijftig van de negentiende eeuw vroeg hij de architect Philip Sloan uit Philadelphia om een huis te ontwerpen dat iedereen in Natchez de ogen moest uitsteken. De enorme achthoekige structuur van baksteen en witgeverfd hout, is getooid met een uivormige koepel en een gouden piek. Het heeft honderd bogen, die het een Moors aanzicht geven - een Oriëntaalse droom, gone wild. Menigeen vond dat dokter Nutt zijn naam eer aandeed (nut is 'mafketel' op zijn Amerikaans) en het liep inderdaad niet goed af.
De Burgeroorlog kwam ertussen. Alleen de buitenkant van het huis was toen af en na het einde van de oorlog zag de wereld in het Zuiden er heel anders uit. In de tussentijd had Nutts half afgebouwd huis als onderdak gediend voor noordelijke soldaten, die voor de goede orde meteen maar zijn katoenvelden in brand staken. De dokter stief in 1864, geruïneerd en in diepe depressie.
Jarenlang woonden zijn vrouw en kinderen in de kelderappartementen, die al wel waren afgewerkt als tijdelijke woonkwartieren. De lege huls van de rest van het huis stond boven hen, in afwachting van afbouwen. Er zouden 32 kamers moeten komen, een uniek systeem van stromend water, terwijl een serie van strategisch opgestelde spiegels het zonlicht moest werpen in de binnenrotunda, zodat ook de lagere verdiepingen voldoende licht zouden hebben. Maar het huis werd in de tijd bevroren. Nog steeds is de huls leeg. We zien een fascinerend geraamte, een indrukwekkend gebouw waarbij je je de wildste voorstellingen kunt maken over hoe het er uiteindelijk uitgezien zou hebben.
Fantaseren is een favoriete bezigheid in het Oude Zuiden en zo is Longwood een mooie afsluiting van onze plantagetrip. Niet dat we alles al gezien hebben, maar voldoende om te bevatten waar het hier om draaide - en draait. Longwood completeert dat beeld van het Oude Zuiden heel aardig. Ook heel toepasselijk. Longwood is schitterend van buiten, rijk, overdadig en smaakvol, maar hol van binnen, kaal, rauw en rudimentair. Dat kun je ook zeggen van de antebellum samenleving die door alle nostalgische pietpraat heen toch heel mooi zichtbaar wordt.