Lange reis zuidwesten

Lange reis zuidwesten

door Hans van Langeveld

Omdat om 11 uur het vliegtuig vanuit Brussel vertrekt, gaan we om 06.45 uur van huis. Patricia, Stefan en Erwin brengen ons weg. Het is mistig, en waarschijnlijk daarom zijn er nogal wat ongelukken op de weg.

Dat blijkt als we op de autoweg tussen Hasselt en Leuven in een file terechtkomen. Het is dan 07.30 uur geweest. De radio meldt later dat er doden zijn gevallen. Onze hoop om het vliegtuig nog te halen vervliegt, want pas rond 10.30 uur begint het verkeer weer te kruipen. Om 12.00 uur zijn we in Zaventem, maar ons vliegtuig is weg. Het lukt niet meer om dezelfde dag nog te vertrekken, behalve dan via een omweg langs Chicago, met aankomst in N.Y. om 7 uur 's avonds (Am. tijd).

ZELF NAAR Amerika?

Bekijk alle 265 reizen naar Amerika

We kiezen voor de mogelijkheid om dezelfde vlucht van AA morgen op dezelfde tijd te doen, en besluiten om bij het vliegveld te overnachten. We nemen afscheid van Patricia, Stefan en Erwin rond 13.30 uur, die met de auto naar huis teruggaan. We gaan naar het Sheraton hotel, het enige hotel dat bij het vliegveld ligt (we hebben nl. geen vervoer). We komen terecht in een zeer luxe omgeving. De prijs blijkt ruim B.Frs. 10.000,- (zoveel zullen we waarschijnlijk nooit meer uitgeven voor een kamer, en het ontbijt is niet eens inbegrepen!). Stel je voor, mensen in livrei. We denken erbij, wij zijn vandaag 25 jaar getrouwd.

We hebben intussen Maria in Amerika gebeld dat we een dag later komen. We pakken de trein naar Brussel. Het is warm, zo'n 25 C en de zon schijnt, al is het wat vochtig/drukkend. Petra had Brussel nog nooit echt goed gezien. We gaan eerst naar de Grote Markt, een mooi plein, waarvan sommige gebouwen wel eens schoongemaakt zouden mogen worden. Vlakbij staat Manneke Pis. Er blijken in Brussel heel wat aantrekkelijke voetgangersstraatjes te zijn met veel restaurants en ook veel winkelpassages. Het is aangenaam zitten op een terras, maar rond 19.00 uur pakken we de trein terug naar het vliegveld. Inmiddels is er een onweersbui losgebarsten, maar we komen droog in het vliegveldgebouw aan, waar we zgn. Vlaamse carbonaden eten en wat drinken. Het is interessant alle bedrijvigheid te zien van opstijgende en landende vliegtuigen, maar omdat het inmiddels al laat is, besluiten we terug naar het hotel te gaan, een uitgebreid bad te nemen en uiteindelijk van vermoeidheid te gaan slapen.

Woensdag 26 april 1995

Al om 7 uur zijn we wakker. Wat een luxe om ons heen, maar gezien de prijs van het ontbijt besluiten we om op het vliegveld wat te gaan eten. We zitten nu erg ruim in de tijd om in te checken, wat te eten, de douane te passeren, nog wat in de taxvrije winkel rond te kijken en in het vliegtuig te stappen. Precies om 11 uur vertrekt het. We zien nog wat van Brussel en omgeving (gedeeltelijk is het bewolkt), maar na zo'n 15 minuten zien we dat we al de kust bereikt hebben. Nog een half uur later zien we af en toe tussen de wolken door wat land, nl. Engeland en Ierland, maar daarna is er over de hele oceaan één groot wolkendek.

Pas als we weer boven land komen na 6 uur vliegen (m.n. NW Canada) breekt de bewolking weer. We zien eerst land met nog wat sneeuwvelden, maar later is het land meer bewoond. Tenslotte vliegen we boven Boston en gaan dalen op het vliegveld JFK in New York.

De vlucht heeft 7½ uur geduurd en als we de douane door zijn (overigens erg snel), is het inmiddels kwart over 1 (Am. tijd). Na 5 minuten wachten komt Maria ons ophalen en rijdt ons via 2 grote bruggen (o.a. de Verrazzano brug) door een gebied wat aanvankelijk wat dor aandoet maar later overgaat naar groen, naar Belle Mead. Tegen 3 uur bereiken we hun huis, enorm groot, vooral de diverse kamers die ze zelf nooit gebruiken, en een enorme tuin, veel gras en zonder enige afscheiding met de buren (die ze overigens nauwelijks kennen).

Het is goed weer, zo'n 22 C, volop zon, dus kunnen we buiten zitten om wat bij te praten. Dat doen we ook 's avonds. Bert komt pas heel laat thuis van een zakenreis, maar wij zijn van vermoeidheid toch om half elf naar bed gegaan.

Donderdag 27 april

Maria heeft ons vanmorgen naar het station van Princeton Junction gebracht, waar we precies op tijd de trein voor NY halen, die er een uur over doet naar het Penn Station waar we overstappen op de metrolijn naar South Ferry. Het is heerlijk weer (23 C) en we nemen de boot naar het eiland waar het Vrijheidsbeeld op staat. Het is al flink druk bij het beeld. Als je er in wilt moet je kiezen voor de lift naar de omloop rondom het beeld (eigenlijk de bovenkant van de sokkel) of met een smalle wenteltrap naar de top (de kroon op het hoofd, totaal 92 m). Vanwege de drukte (verwacht wordt een uur op de wenteltrap) pakken we de lift. Er is een mooi uitzicht over de baai met daarin nog een eiland met een gebouw met torentje erop. Later blijkt dit Ellis Island te zijn waar de boot ook aanlegt. Het is het eerste gebouw dat de vroegere emigranten tegenkwamen op hun reis naar Amerika.

De boot brengt ons weer terug naar het vasteland, waarbij we een prachtig uitzicht van de zogeheten skyline van Manhattan te zien krijgen. Vandaaruit is het maar kort lopen naar het World Trade Center, bestaande uit 2 torens die de hoogste van de wereld zijn (ruim 400 m). Je kunt via een pijlsnelle lift naar boven (de 107e verdieping waar de lift 80 sec. over doet), maar het duurt ruim een uur voor we aan de beurt zijn. Ook hier, net als bij het Vrijheidsbeeld, is er controle op de inhoud van de tassen.

Het uitzicht boven is magnifiek; van alle kanten is de stad te zien. Vooral de noordelijke richting waar o.a. het Empire State Building staat, is indrukwekkend en zeker ook de Hudson River en East River met hun grote bruggen. Vanwege het mooie weer is ook het dakterras open, waar je nog eens opnieuw van het uitzicht kunt genieten. Als we weer beneden zijn is het inmiddels half vijf en we gaan naar de vissersbuurt. Het is zo'n 20 minuten lopen naar wat hier Pier 17 heet, met allerlei winkeltjes en oude zeilschepen. Het ziet er leuk uit, zo vlak onder de toch wel mooie Brooklyn Bridge. (Petra vindt aan de brug niet zo veel aan). Vlak daarbij ligt Chinatown waar we doorheen lopen en inderdaad is aan de daar hangende geurtjes te merken dat hier Aziaten wonen. De uitgestalde etenswaren zien er overigens niet altijd even smakelijk uit.

Het is 6 uur geworden en we gaan via de metro terug naar het Penn Station. Met enig overstappen lukt het om er te komen. We bellen Bert op om ons af te halen, eten wat in een fastfood restaurant (niet zo heel erg lekker) en pakken de trein terug naar Princeton Junction om 7 uur. Aangekomen in Belle Mead praten we nog wat na. Het is toch weer 12 uur geworden, maar de inmiddels gearriveerde vriendinnen van Maria blijken nog erg fit.

Vrijdag 28 april

Ook vandaag is het weer mooi weer. We zijn behoorlijk op tijd wakker. Misschien hoort dit nog bij de jetlag, waar we verder weinig last van hebben gehad. Maria heeft het idee geopperd om samen met ons en haar vriendinnen Ans en Annelies naar NY te gaan, nu naar het zgn. Midtown-gedeelte. Via een omweg hadden ze gehoord van een receptie die avond voor de Nederlandse "kolonie" (wat een uitdrukking!) bij de consul in NY t.g.v. Koninginnedag, waar ze wel naar toe willen. We rijden eerst naar NY, waar we om ca. 11 uur de auto parkeren, en gaan te voet de bekende 42nd Street af en kruisen de nog bekendere 5th Avenue. Het zijn straten met volop winkels, verkeer en publiek. En nogal wat jongelui bewegen zich via zgn. "skeelers" over de weg, toch de snelste manier om ergens te komen, tenminste in New York.

Er is veel getoeter van automobilisten, ook al heeft het geen enkele zin, maar het schijnt bij de folklore van NY te horen. Via de 42nd Street komen we bij het Ford Foundation Center, ook weer een flinke wolkenkrabber, met binnenin een soort broeikas voorzien van echte planten en zelfs boompjes erin en dat allemaal tussen de verdieping met kantoren in. Even verder komen we bij het VN-gebouw aan de oever van de East River, eveneens een wolkenkrabber met enkele bijgebouwen. We gaan naar binnen voor een rondleiding (ná controle van al onze spullen door veiligheidsagenten net als gisteren bij het WTC). De rondleiding is bijzonder interessant, we horen wat over de historie van de VN, hun werkwijze en zien o.a. ook de vergaderzalen van de Algemene Vergadering en van de Veiligheidsraad. Als we weer buiten staan is het 2 uur en nog steeds schijnt de zon volop; het is 72 F (zie je wel dat we al wennen aan de Amerikaanse maten, want ik bedoel 22 C).

Onderweg naar het Rockefeller Center komen we langs de St. Patricks Cathedral, een enorme kathedraal die echter dankzij de grootte van de omringende wolkenkrabbers volledig in het niet valt. In New York is alles groot! Binnen in de kathedraal, die erg doet denken aan die van Canterbury in Engeland, zijn mooie gebrandschilderde ramen te zien en ook nog al wat beeldhouwwerk. Het is een prachtige kerk. Vlakbij ligt het Rockefeller Center, met een promenade. Het zijn winkels met terras-jes en in het midden een kunstijsbaan. Wie verwacht nu zoiets? ...en er wordt nog geschaatst ook! Het geheel ziet er erg gezellig uit, alles omgeven met masten met de vlaggen van alle landen van de wereld.

Omdat Maria, Ans en Annelies graag naar de receptie van de consul willen en wij daar niet voor voelen, gaan we onze eigen gang (met afspraak om half 9 bij de parkeergarage). We lopen richting Central Park en zien onderweg op de 5th Avenue een wolkenkrabber (Trump Tower) met echte bomen erop. Hoe verzinnen ze het?

Aangekomen bij Central Park staan de koetsjes met paarden al gereed. Ik vind het eerst toch een beetje duur (ca. $ 60,-) voor een rit van een uur, maar Petra wil graag, en sinds het Sheratonhotel in Brussel weten we wat decadentie is, dus we doen het toch maar. We hebben er geen spijt van, want we hebben heerlijk ontspannen gezeten en het park bekeken. Veel "skeelers" en mensen die op de rotsen in het park liggen te zonnebaden zijn er, maar er is ook veel verkeer van taxi's die door het park rijden. Eigenlijk is dat toch jammer, want het verstoort de rust een beetje.

Na deze rit zijn we weer in staat om wat te lopen en gaan dan ook richting Roosevelt Island, waar een kabelbaantje heen gaat. De kabelbaan is kort (ca. 1 km), maar wel hoog. Omdat op het Roosevelt Island eigenlijk niets te zien of te beleven valt, gaan we weer snel met de kabelbaan terug. Bij een restaurant dat wat Grieks aandoet, eten we wat.

Omdat het langzaamaan tijd wordt voor de afspraak bij de parkeergarage, gaan we die kant al uit en komen daarbij langs Times Square dat met al zijn lichtreclames (het begint al donker te worden) veel doet denken aan Piccadilly Circus in Londen. Bij de parkeergarage aangekomen is er nog wat tijd om wat te drinken, maar "root beer", een medicijnachtig smakend drankje hoeft voor mij niet meer. Ik heb snel wat ijs gekocht om de smerige smaak weg te krijgen. Inmiddels zijn de anderen er ook, compleet met oranje strikje, en we rijden terug naar Belle Mead waar we nog even de opgedane ervaringen uitwisselen.

Zaterdag 29 april

Vanmorgen hebben we afscheid genomen van Maria en haar vriendinnen. Bert brengt ons naar Airport Newark waar we om 12 uur onze huurauto moeten afhalen. Het verhuurstation van Alamo blijkt moeilijk te vinden en bovendien blijkt dat ondanks de reservering alle gegevens toch weer opnieuw ingevoerd moeten worden. Ondanks eerdere gegevens moeten we toch extra drop-off kosten betalen, maar om 1 uur is alles in orde. We nemen afscheid van Bert en rijden in een grote luxe donkerrode Buick Century vanaf Newark via de George Washington Bridge door het noordelijke gedeelte van de stad New York steeds de I-95 volgend. Dit op aanraden van Bert, die ons gezien de afstand naar Boston adviseert om geen binnenwegen te nemen.

We rijden een stuk over de Hutchinson River Parkway en rijden de staat Connecticut in. Het rijden gaat voorspoedig, we zijn al snel gewend aan diverse luxe zaken in de auto, zoals automaat, airconditioning en cruisecontrol. De route bestaat uit veel bos met bomen die echter nog grotendeels uit moeten lopen, over een wat golvend traject. In de buurt van New Haven komen we weer op de I-95 die we verder via Providence en Rhode Island blijven volgen tot bijna in Boston. Het hotel waar we dachten te slapen in Braintree vlakbij Boston blijkt vol, en we moeten terug naar Mansfield waar ook een M6 hotel is, met nog wel plaats. We zijn er om 7 uur. De kamers zijn er goed. In een nabijgelegen supermarkt kopen we wat drank voor morgen en we gaan eten in een naburig restaurant, waar we zo'n 20 minuten op onze beurt moeten wachten om binnen te mogen. Eenmaal binnen blijkt het een leuk uitziend restaurant met bar te zijn met vooral grote porties. We bestellen een zgn. Southern Style BBQ Steak, wat neerkomt op spareribs met frites, tomatenketchup en coleslaw en verder een pot bier. Lekker! Daarna is het slaaptijd.

Zondag 30 april

In alle vroegte 's morgens zijn we alweer wakker en halen beneden in het hotel iets wat op een croissant lijkt en koffie (als ontbijt).

Dan rijden we, na alvast voor morgenavond en daarna in Buffalo te hebben gereserveerd, naar Boston. Het is grijs en de temperatuur is slechts 48 F (9 C), koud dus. We denken dat het flink de weg zoeken is in Boston, maar dankzij de uitstekende atlas van Rand McNally hebben we meteen de juiste afslag te pakken en parkeren de auto in de buurt van het historische zgn. Tea Party Ship van Boston waar in 1770 de opstand tegen de Engelsen begon. (Aanleiding: verhoging van de thee-tax, vandaar de naam).

Iets verderop komen we bij de Freedom Trail, een historische wandelroute door het centrum van bijna 4 km, die langs alle belangrijke historische gebouwen van Boston voert. Zo is er o.a. het Old State House te zien waar indertijd de Engelse gouverneur woonde en het State House, een capitoolachtig gebouw (zoals veel regeringsgebouwen in Amerika) waar de regering van Massachusetts zetelt. Een van de allermooiste gebouwen is de zgn. Faneuil Hall, dat vroeger een overdekte markt was met op de eerste verdieping een vergaderzaal waar nog regelmatig politieke discussies plaatsvinden (zoiets als bij de Speaker's Corner in Londen). Samen met de nabijgelegen Quincy Market is het gehele complex erg leuk en gezellig om te verblijven. Ondanks het koude weer is er veel volk op de been. Binnen is van alles te koop aan souvenirs en eet- en drinkwaar en buiten zijn veel zitplaatsen onder de bomen. Regelmatig schijnen er straatmuzikanten op te treden en op deze zondagmorgen is een artiest bezig het publiek te vermaken, met succes. Achteraf blijkt dat we een interessant deel van de Freedom Trail, nl. bij de haven, gemist hebben.

Boston heeft ook heel wat wolkenkrabbers, maar het centrum heeft naar verhouding veel meer "lage" gebouwen dan bv. New York, waar in het centrum de wolkenkrabbers overheersen. Het is alles bijelkaar een mooie stad om te zien, maar omdat we verder moeten, gaan we na het eten (om ± 2 uur) terug naar het parkeerterrein om koers te zetten naar Lee. Weg nr. I-20 vinden we niet meteen, dus wordt het omrijden via de I-295. We bereiken inmiddels toch de I-20, een mooi door het landschap slingerende tolweg, de Massachusetts Turnpike. De omgeving is mooi, heuvelachtig met heel veel bos, en dat blijft de hele route zo.

Rond 5 uur zijn we in Lee, de tol valt mee, $ 4,40 voor ruim 200 km. In Lee moeten we wel even zoeken naar de Greylock Street waar de familie Lewis woont (voor wie het niet weet, het gastgezin waar Erwin een jaar lang is geweest). Na twee keer vragen komen we er dan toch, na juist de High School te zijn tegengekomen. Ook de familie Lewis blijkt juist thuis te zijn gekomen, want ze zijn naar een baseballwedstrijd geweest van een van hun kinderen. Ze zijn erg blij ons te zien, wij trouwens ook, en we worden allerhartelijkst ontvangen. Dan & Joni vertellen voluit en ook hun kinderen Dylan, Devin, David en Danny laten zich niet onbetuigd, vooral als ze hun cadeautjes uitpakken. Ook Malene, een meisje uit Denemarken dat nu als exchange student in Lee is, is erg aardig. Dan & Joni laten ons hun huis zien, waar nog wel het een en ander aan gedaan moet worden; het staat voor komend jaar op het programma. Ze nemen ons mee in hun busje om de omgeving van Lee te laten zien, een mooie streek, bebost en heuvelachtig, midden in de zgn. Berkshire Hills. Jammer alleen dat het inmiddels is gaan regenen. Dan laat ons een zojuist door hem gekocht project zien waar hij momenteel aan werkt. Het is een 150 jaar oude winkel, die erg vervallen is en die hij helemaal gaat opknappen.

Rond acht uur (het wordt al donker) rijden we met z'n allen naar restaurant Rossi in Lee voor de maaltijd. Zoals we inmiddels al gewend zijn, zijn ook hier de porties weer groot. We eten een "Chicken Cacciatore" wat hier zoiets is als kip met een tomaten/champignonsaus en spaghetti en natuurlijk ook een salade en bier en verder ijs en koffie na. Als we terugkomen in hun huis is het al wel laat, zodat we gauw gaan slapen.

Maandag 1 mei

Geslapen hebben we op de voorkamer waar Erwin ook bijna 11 maanden gelogeerd heeft en staan rond 7.20 uur op. Joni heeft het ontbijt bestaande uit pancakes en gebakken bacon verzorgd. Inmiddels moet Dan gaan werken en gaan de kinderen naar school. Na afscheid genomen te hebben, vervolgen we onze route weer. Het is droog, maar wel grijs.

Via de I-90 rijden we via Albany verder richting Syracuse. Gaandeweg klaart het op en rond half 2 stoppen we om van het lunchpakket van Joni gebruik te maken. Het smaakt uitstekend. Rond 4 uur bereiken we Buffalo, althans het M6 hotel dat aan de rand van de stad ligt.

We rusten even uit, bellen naar huis en gaan vervolgens kijken in de omgeving. Er blijken enkele enorme supermarkten te liggen. Op de vraag van Petra wanneer ze sluiten is het antwoord "Wij sluiten nooit!". Er zijn ook diverse eetgelegenheden en bij een ervan eten we een hamburger en een steak. Ook hier blijkt de kleinste portie meer dan genoeg. Wat ook opvalt is, dat het pas om kwart voor 9 donker wordt. Afgelopen donderdag in Belle Mead NJ was het (ook bij mooi weer) al voor 8 uur donker. (We zitten meer naar het Noorden en naar het Westen).

We willen na het eten nog even naar Buffalo rijden, maar kunnen in het donker het centrum niet vinden en keren gauw terug naar het hotel.

Dinsdag 2 mei

Deze morgen hebben we uitgeslapen, want we staan pas om half negen op. Het is tamelijk zonnig weer, 65 F / 18 C. Het ontbijt kopen we in de supermarkt van Tops, hier niet ver vandaan (waar we ook gisteren al waren). Je kunt er van alles kopen en eventueel ook ter plekke opeten. Dit soort enorme winkels zijn er bij ons niet, ook de Franse Mammouth winkels zijn zeker kleiner dan hier, maar we weten het inmiddels: big - bigger - biggest.

Na het ontbijt rijden we via twee tolbruggen over het Grand Island naar Niagara Falls, dat maar zo'n 20 mijl van Buffalo ligt. Parkeren lukt wonderwel snel en we zitten meteen vlakbij de watervallen. Ze zijn werkelijk indrukwekkend vanaf de Amerikaanse kant. Vanaf de Canadese kant moeten ze nog veel mooier zijn, maar volgens ingewijden zouden we met ons paspoort zonder visum wel Canada in mogen, maar dan niet meer terug naar de USA kunnen. Jammer dus! We gaan met een lift naar de top van een uitkijktoren, die een heel mooi uitzicht biedt en vervolgens weer naar beneden, waar we met een boot mee kunnen varen, de zgn. Maid of the Mist Tour. Het kost wel bijna $ 8,- p.p. voor 20 minuten varen, maar deze ervaring hadden we nooit willen missen. De boot vaart onder langs de watervallen zo dichtbij, dat het lijkt alsof je in een echte regenbui zit. Aan het begin van de tocht is dan ook aan iedere passagier een plastic regenjas uitgereikt, die hard nodig is. Op een gegeven moment is de waterval verscholen in een mist van waterdruppels. Een buitengewone ervaring.

Terug op het land lopen we langs de rivier tot aan een voetgangersbrug naar een eiland in de rivier (ook Amerikaans gebied) van waaruit de watervallen bekeken kunnen worden vanaf de zijkant (en eigenlijk van bovenaf stroomopwaarts). Het water is er één kolkende massa. Terug vanaf het eiland gaan we (nog steeds lopend) naar de Rainbow Bridge over de Niagara River die Amerika met Canada verbindt.

We vragen de douane of we als voetganger toch over mogen, en jawel hoor, we kunnen zonder problemen heen en weer terug. Loos alarm dus van de insiders! De Canadese douane heft een tol van 25 c, zet een stempel in het paspoort en doet verder niets. Vanaf Canada zijn de watervallen inderdaad nog indrukwekkender dan vanaf de USA, gewoonweg omdat het uitzicht erop veel beter is. Wat ons nog opvalt is, dat de parken van het Canadese deel van Niagara Falls minutieus worden onderhouden. Na zo'n anderhalf uur gaan we weer via dezelfde brug terug (back in the States), gaan met de auto naar een winkelcentrum (de Outlet Mall) net buiten Niagara Falls om een waterdompelaar, 2 bekers en een strijkijzer te kopen. In Amerika werkt alles op 110 Volt.

Omdat het inmiddels toch 6 uur is, gaan we meteen maar eten bij Applebee's. De keuze valt op een Mexicaans gerecht met tortilla en chili, dat uitstekend smaakt; trouwens ook het bier (Budweiser) is heel goed te drinken.

Terug in Buffalo willen we even rondkijken in het centrum van de stad, wat ons gisteren dus niet lukte. Alleen het stadhuis en het zgn. Liberty Building zijn wel iets aparts. We zien trouwens ook nog een paar decadent-grote auto's rondrijden. Terugrijdend naar het hotel (toch nog 10 mijl) valt ons opnieuw de huizenbouw op; alles van hout, vaak met erkerramen in lichte pastelkleuren geschilderd. Hier zijn de lappen grond overigens minder groot dan bv. wat we in Massachusetts en New Jersey gezien hebben.

Terug in het hotel bellen we naar Washington DC om een hotel voor morgen te bespreken. Met enige moeite lukt het, want telefoneren is in Amerika moeilijker dan bij ons. Daar staat tegenover, dat met een creditcard alle deuren voor je open gaan. Morgen moeten we vroeg op, dus gaan we nu vroeg naar bed.

Woensdag 3 mei

Een hele rit staat vandaag op het programma. Van Buffalo naar Washington DC is het bijna 700 km en een groot deel gaat over binnenwegen. Om die reden staan we om 6 uur op, rijden even naar de supermarkt Tops voor het ontbijt en rijden om 7 uur weg. Eerst rijden we via een autobaan, later pakken we de S-16. Het is mooi weer, overwegend zonnig en het zal vandaag nog zo'n 21 C worden. In de buurt van Olean is de route wat onduidelijk, zodat we verkeerd rijden, maar achteraf blijkt de afstand niet eens langer te zijn.

We rijden de staat Pennsylvania binnen via Bradford. We zitten meteen in het Alleghany National Forest, een prachtig gebied met veel beboste heuvels, en zoals ook in de afgelopen dagen, beginnen hier nu pas de bomen uit te lopen. Het is alsof over de heuvels een grijze waas hangt van net niet meer kale bomen. Jammer is, dat deze streek af en toe ontsierd wordt door papierindustrie. Over de US-219 komen we via Dubois in Ebensburg. Overal langs de route staan borden met namen van kandidaten voor allerlei functies. Binnenkort zijn er hier blijkbaar verkiezingen voor burgemeesters, rechters, sheriffs, etc. Ook in deze omgeving is de huizenbouw zoals we tot nu toe overal zagen; overwegend van hout in pastelkleuren geschilderd, vaak met een uitbouw voor de voordeur en met op de 1e verdieping, de eigenlijke dakverdieping, een grote dakkapel. Elk huis staat los en de ruimte eromheen varieert.

Als we verdergaan via de US-22 langs Altoona en daarna de US-220 komen we uit op de Pennsylvania Turnpike, een tolweg. Voor het stuk I-70 van 22 mijl moeten we 80 c betalen. Dat stelt dus niets voor. Na wat gegeten te hebben ergens langs de weg rijden we bij Hancock de staat Maryland in. Langs de route staat behalve een welkomstbord ook een aanwijzing dat hier de Mason-Dixon linie ligt, vroeger de grens tussen staten met en zonder slavernij. Het landschap ziet er inmiddels wat anders uit. De heuvels zijn wat lager, minder bebost, meer grasland, en wat vooral opvalt is, dat de bomen hier veel groener zijn dan in de meer noordelijk gelegen gebieden. Blijkbaar groeien hier andere boomsoorten. Het grijsbruin heeft hier plaats gemaakt voor groen.

Zo tegen half vijf bereiken we de voorsteden van Washington DC. Het is enorm druk in het verkeer, maar we vinden toch snel het Day's Inn hotel dat we gisteren gereserveerd hebben. De receptioniste vergist zich in het kamernummer, dus staan we even raar te kijken als blijkt als er iemand anders in de ons toebedeelde kamer zit. De fout is snel hersteld. Na even bijgekomen te zijn, gaan we eten in het bijbehorende restaurant. Petra eet spaghetti met vleesballetjes in een saus en ik neem Clam Chowder Soup (een soort vis- en schelpdierensoep), een steak met een gepofte aardappel en grote garnalen. Zoals we inmiddels al weten, zitten we dus volledig vol en na een kleine wandeling door de omgeving van het hotel (een buitenwijk van Washington, waar het in tegenstelling tot wat we gewend zijn, tamelijk rommelig is) gaan we terug om te slapen.

Donderdag 4 mei

Het is vandaag iets frisser, zo'n 14 C. We moeten de auto gaan inleveren. Jammer eigenlijk, want we zijn er na 6 dagen al echt aan gewend om in zo'n Amerikaanse auto te rijden. De auto moet naar het Dulles Airport en vanaf het hotel is het via de ringweg I-495 om de stad en langs de 267 naar het vliegveld ongeveer 70 km rijden. Weg 267 bestaat uit 4 naast elkaar gelegen wegen, 2 met tol voor doorgaand en 2 zonder tol voor verkeer van en naar het vliegveld. Het inleveren gaat snel. We hebben met deze auto 1367 mijl of wel exact 2200 km gereden. Via een speciale bus kunnen we terugrijden naar het centrum van Washington. We zijn om half 12 terug. Omdat de bus dicht bij het Witte Huis stopt, gaan we eerst daar naar toe. Het is van binnen te bezichtigen, maar dan moet je 's morgens om 8 uur al toegangskaartjes halen, en op is op. We behelpen ons wel met de buitenkant. De vlag wappert op het dak en dat is het teken dat Bill en Hill (zo worden ze door sommige Amerikanen genoemd) thuis zijn, maar we maken ons geen illusies dat we ze te zien krijgen.

Het Witte Huis ligt vlakbij het Washington Monument, dat halverwege de zgn. Mall ligt. De Mall is een 250 meter brede strook gazon die bijna 3 km lang is, waarlangs de belangrijkste gebouwen en monumenten van Washington DC liggen.

Eerst komen we bij het Vietnam monument waarop de namen van ruim 58.000 gesneuvelde of vermiste Amerikaanse soldaten zijn gegraveerd. Het is er druk, en dat heeft misschien te maken met het feit dat het afgelopen week 20 jaar geleden was dat deze zinloze oorlog voor Amerika op een niet al te glorieuze wijze eindigde. Dichtbij staat een monument met 3 soldaten in brons. Het geheel maakt een diepe indruk op ons.

Verderop bevindt zich het Lincoln Monument, een enorme Griekse tempel met evenveel zuilen als er destijds Amerikaanse staten waren. Binnenin is een enorm standbeeld van Lincoln te zien, die op z'n zetel zit na te denken, waarschijnlijk over de gevolgen van het afschaffen van de slavernij, dat hem indertijd niet goed bekomen is. Enkele dagen na het einde van de burgeroorlog werd hij nl. vermoord. Vanaf Lincoln Monument lopen we terug over de Mall. Het is tussen de middag en heel wat mensen zijn er aan het joggen (regeringsambtenaren?). Terug in de buurt van het Witte Huis staat het Washington Monument, een 150 m hoge obelisk omgeven met waarschijnlijk 50 (aantal Amerikaanse staten) Amerikaanse vlaggen. Er staat een rij wachtenden, maar we zijn snel aan de beurt om binnen te kunnen.

De lift brengt ons naar boven waar we kunnen genieten van het uitzicht over de stad in alle richtingen. Gelukkig is het helder weer en het valt ons op dat er continu vliegtuigen aan het landen of opstijgen zijn. Terug beneden gaan we verder richting Capitool en komen langs de Smithsonian Museums, een verzameling musea over uiteenlopende zaken, zoals kunst, techniek en architectuur. In het lucht- en ruimtevaartmuseum is de hele geschiedenis hiervan tentoongesteld. De oude Spirit of St. Louis waarmee voor het eerst de Oceaan werd overgevlogen is er. Ook staat er een Duitse V2-raket, de Skylab en een van de Apollo's. De Russen hebben ook hun bijdrage aan het museum geleverd, want er zijn ook Sojuz-raketten te zien. Het is inmiddels in en rondom het museum enorm druk geworden met schoolkinderen. Blijkbaar zijn ze allemaal op schoolreis. Dichterbij het Capitool bevindt zich de Botanische Tuin, met veel varens en palmen. Er is zowaar een heel klein stukje Zuid-Amerikaans oerwoud nagemaakt.

Het Capitool zelf tenslotte ziet er ook weer uit als een Griekse tempel, net zoals heel veel andere overheidsgebouwen (behalve het Witte Huis dan). Het meest opvallend is de koepel, inmiddels zo'n beetje hét handelsmerk van Washington. Er zijn opvallend veel politieagenten rondom en ook in het gebouw, dat bezichtigd mag worden. We zijn er even in geweest, maar het overgrote deel is niet toegankelijk. Bovendien is het reeds half 6 en dat betekent sluitingstijd voor de bezoekers. Als we weer buiten komen is het zwaar bewolkt. Dichtbij ligt het Union Station waar we morgen de trein moeten nemen. Wat een enorm groot station is het, met vele winkeltjes en tientallen eetgelegenheden.

De hal van het stationsgebouw is bijzonder mooi en vooral groot. We eten wat in een van de eetzaken en nemen daarna de metro naar de dichtstbijzijnde plaats waar ons hotel ligt. De metro is van een heel ander karakter dan bv. die in NY, je zou haast zeggen minder massaal en veel netter. Dat is ook verder de indruk van Washington. In vergelijking met NY dat imponerend is, lijkt Washington veel kleinschaliger, vooral omdat er geen wolkenkrabbers zijn. Daarentegen ligt er in de buitenwijken erg veel rommel op straat, maar misschien is dat in NY ook zo?! Vanaf metrostation Rhode Island Avenue gaan we lopend naar het hotel. Het is inmiddels donker en het begint zowaar wat te regenen. Om 9 uur zijn we in het hotel, om spullen in te pakken voor morgen en te gaan slapen.

Vrijdag 5 mei

Dit is onze laatste dag in Washington DC. Om half 9 staan we op en reserveren aan de balie van het hotel voor komende maandag een hotel in San Francisco. Telefoneren blijkt in Amerika een echte heksentoer te zijn met verschillende maatschappijen, verschillende manieren waarop gebeld kan worden en het eindeloos herhalen van namen en nummers. De reservering is gelukt en nu moeten we nog een taxi bellen. Die brengt ons naar Union Station, waar we onze koffers zolang in een kluis zetten en de treintickets afhalen. Omdat de trein pas om 4.15 's middags vertrekt, willen we een bezoek brengen aan het Arlington Cemetery. Via de metro zijn we er snel. De metro in Washington ziet er overigens veel netter uit dan in NY en het is hier ook niet zo overvol.

Dat was ons gisteren al opgevallen. Het blijkt bij het Arlington Cemetery overigens wel weer erg druk te zijn. Ook nu zijn er weer veel schoolkinderen. Tussen allerlei graven in van belangrijke en misschien wel minder belangrijke personen (vooral militairen) is het graf van J.F. Kennedy, zijn vrouw en 2 van hun kinderen. In vergelijking met andere graven maken ze een eenvoudige indruk. Zo mogelijk is het graf van zijn broer Robert nog eenvoudiger. Indruk maakt in elk geval ook het monument ter nagedachtenis aan de 7 bemanningsleden van de geëxplodeerde Challenger in 1986 en van de mislukte bevrijdingsoperatie voor de Amerikaanse gijzelaars in Iran (1980). Aangekomen bij het monument voor de Onbekende Soldaat (het is precies 1 uur) vindt de wisseling van de wacht plaats, een ceremonie die zeker een kwartier duurt, inclusief het plaatsen van een nieuwe bloemenkrans door vertegenwoordigers van een High School. Hierna is het tijd geworden om terug te gaan naar het station. We halen de koffers op, de kluis gaat alleen open na een eindeloze reeks munten van 25 cents. Voor de reizigers met Amtrak is een speciale lounge beschikbaar (erg sjiek uiterlijk) en een half uur voor vertrek van de trein zorgt een "red cap" voor vervoer van de koffers.

Om half 5 (een kwartier te laat) vertrekt de trein. Het is nog steeds zonnig, licht bewolkt en ca 65 F. We hebben een 2-persoons slaapcoupé en het personeel legt uitgebreid uit waar toilet, douche, bar, lounge, eetwagon e.d. te vinden zijn. Er wordt ook een tijd afgesproken voor het diner (voor ons om kwart over 6). We rijden door een flink bebost landschap met veel heuvels en maar weinig huizen, het Alleghany gebergte dat zich van Virginia via West-Virginia en Maryland uitstrekt tot over een groot deel van Pennsylvania. (Eergisteren zijn we er ook al door gekomen, maar dan met de auto).

Het is tijd voor het diner en we komen aan tafel bij een echtpaar dat op weg is naar Detroit. Ze zijn afkomstig uit Washington DC, maar wonen in South Dakota. Het zijn alleraardigste lui, maar dat is in Amerika helemaal geen uitzondering. Met al het gepraat hebben we ons eten op voor we het weten. Nou ja, op, niet helemaal. Petra zit op een gegeven moment vol. Na het voorgerecht (een salade) heb ik een "red snapper" (een vissoort lijkend op kabeljauw of schol, maar dan met rode rug) gegeten en Petra een "lemon honey chicken". Het nagerecht ging er bij haar nauwelijks meer in. Moe van het reizen en het eten en omdat het inmiddels ook donker is geworden, trekken we ons rond 9 uur terug in de slaapcoupé. Op de bank ligt voor ieder van ons een toilettasje van Amtrak met shampoo, bodylotion en papieren slofjes (in de trein mag niet op blote voeten gelopen worden!).

Zaterdag 6 mei

Slapen ging vannacht niet zo geweldig, want de trein schokt flink bij wisselovergangen. We zijn om 7 uur wakker en ontbijten in de eetwagon. De klok wordt 1 uur terug gezet naar Central Time, en al spoedig zien we de oostelijke voorsteden van Chicago naderen met veel zware industrie en op de achtergrond het immense Lake Michigan, dat zo groot is dat de overkant niet te zien is.

Om 9 uur bereiken we Chicago, waar we tot 3 uur n.m. de tijd hebben om over te stappen. Gelegenheid dus volop om de binnenstad te bekijken na de koffers in de lounge van Amtrak te hebben opgeslagen.

In de buurt van het station treffen we een open bus aan voor stadsrondritten en voor $ 10,- mogen we mee. Allereerst zien we Sears Tower (het hoogste gebouw van de wereld met 113 verdiepingen, hoger dan het World Trade Center in NY). Het busje rijdt ons o.a. langs het National Historical Museum, het aquarium en het planetarium dat langs het water ligt. Het valt op dat er tamelijk veel mensen in een korte broek rondlopen, maar afgezien van volop zonneschijn, staat er een flinke wind en is het maar 13 C.

Vanaf de kustlijn is er schitterend uitzicht op de zgn. skyline van Chicago, die ondanks de vele wolkenkrabbers er toch weer heel anders uitziet dan New York. We zien ook de pier met aangelegde boten en later een oude watertoren die er mooi uitziet, maar bij de omringende gebouwen in het niet valt. Later komen we een optocht tegen van praalwagens met Poolse opschriften (het schijnt te maken te hebben met plaatselijke verkiezingen) en een soort theater waar een Al Capone-show wordt opgevoerd. Dat hier de maffia ooit de baas was, is niet meer terug te vinden. Het was een goed idee om deze rondrit te maken om zodoende een indruk van Chicago te krijgen. En die indruk was positief ondanks het maffia-verleden, maar dat is dan ook al lang geleden.

Inmiddels moeten we terug naar het station, waar de trein om ca. 3.10 uur vertrekt. We hebben opnieuw een slaapcabine, nu beneden i.p.v. boven. In de trein blijkt overigens geen gratis koffie te zijn zoals in de andere.

De westelijke voorsteden zien er veel lieflijker uit dan de oostelijke, het is meer parkachtig. Het landschap van de staat Illinois is in het algemeen vlak, met vooral landbouw. Later in de avond als we de Mississippi River oversteken (wat een breedte), komen we in de staat Iowa, ook veel vlakke landbouwgronden en vrijwel geen huizen. Het landschap lijkt leeg, alhoewel, soms zijn er wat heuveltjes. Na het eten in de eetwagon (allebei een flinke steak), waar we in gesprek raken met 2 broers uit Denver die ooit in Duitsland hebben gewoond waar hun vader militair was, drinken we koffie in de café-wagen en trekken ons terug in de slaapcoupé. Het is inmiddels donker en 's avonds laat passeren we Omaha (met rookpauze op het perron voor de tabakverslaafden). Zo rijden we de nacht en de staat Nebraska in.

Zondag 7 mei

Alhoewel niemand ons wekt zijn we toch om 7 uur wakker. Het landschap buiten is vlak en leeg met af en toe vee. Omdat we Nebraska achter ons laten en in Colorado komen, moet de klok weer 1 uur terug. Het wassen in de trein is wat behelpen, maar het lukt, zelfs het douchen en om half acht krijgen we ons ontbijt in de eetwagen.

Inmiddels bereiken we Denver waar het treinpersoneel weer van alles kan aanvullen. De trein is absoluut rookvrij, dus de tabakverslaafden kunnen op het perron en in het stationsgebouw even vooruit. Bij het vertrek uit Denver valt op, dat de trein een grote cirkelbaan beschrijft om de stad uit te komen en daarna in vele bochten gaat klimmen in de Rocky Mountains die meteen ten westen van Denver beginnen. Na een aantal bochten zitten we al flink hoog en zien achter (en soms opzij) van ons in de verte de skyline van Denver met daarachter in het oosten de grote prairie van het Mid-Westen. We stijgen en stijgen en het valt ons op dat op nogal wat plaatsen nog sneeuw ligt. Flink wat tunnels komen we tegen; een ervan, de Moffat-tunnel is ruim 6 mijl lang. Als we eruit komen zitten we zelfs in een lichte sneeuwbui. In dit ski-gebied kan men zeker enkele maanden per jaar terecht voor de wintersport. Het hoogste punt van de treinreis is hier 8700 ft (2800 m) en het is koud op het perron van Fraser. Het heet hier dan ook Winter Park. De Rocky Mountains zijn werkelijk schitterend, begroeide bergen met nog veel sneeuw, snelstromende riviertjes en diepe ravijnen. Inmiddels is het gaan regenen. Bij de lunch maken we kennis met een Frans echtpaar dat ook een rondreis door Amerika aan het maken is.

Gaandeweg verandert het landschap, dat meer het karakter krijgt van riviertjes die diepe dalen hebben uitgesleten. Het zijn de eerste canyons die we tegenkomen. Ze zien er prachtig uit, m.n. de Byers Canyon, de Gore Canyon en de Red Canyon, die in eerste instantie niet rood is. We vergissen ons, want later blijken de rotsen echt uit vuurrood gesteente te bestaan. Het weer is inmiddels weer opgeklaard, alhoewel toch veel grijs te zien is rond de bergtoppen.

De trein volgt de loop van de Coloradorivier door de Glenwood Canyon, waarvan de wanden tot zo'n 150 m hoogte reiken. Wat een uitzicht. Na Grand Junction buigt de rivier bij de Ruby Canyon af (ook weer zo'n rode kleur, vooral in het zonlicht) en komen we terecht in de staat Utah, waar het landschap woestijnachtig wordt. Er is weinig begroeiing, geen mensen, dieren of huizen, maar wel in de verte geërodeerde bergen met typisch rechtopstaande wanden. De stopplaats Thompson is nauwelijks bewoond. Wat een verlatenheid! Het is inmiddels tijd voor het diner, waarbij we de keuze laten vallen op een Italiaans gerecht tijdens een gesprek met een ouder echtpaar uit New York bij ons aan tafel. Na het eten is er weer een stop in Helper, maar het begint intussen al weer donker te worden. 's Avonds laat doet de trein nog Provo en daarna Salt Lake City aan, maar het is dan al middernacht geworden. De grote Mormonentempel krijgen we dus niet te zien en ook niet de grote zoutvlakte.

Maandag 8 mei

Vroeg in de morgen om half 7 zijn we weer wakker en opnieuw (nu voor de 3e keer) moet de klok 1 uur terug, omdat we inmiddels in Nevada zitten. Het landschap is vlak en woestijnachtig met in de verte bergen met sneeuwtoppen. Een plaats als Lovelock is niet meer dan een nederzetting. We ontbijten samen met een Duits echtpaar, dat een reis van 6 maanden door Amerika en Canada maakt. Het weer is stralend, maar gaandeweg verandert dit in meer bewolking, naarmate ook het landschap verandert. Het wordt nu bergachtig en in de buurt van Sparks en Reno zitten we midden in de bergen, de Sierra Nevada (altijd gedacht dat dat alleen in Spanje lag).

Reno is een soort Las Vegas in het klein en we zien dan ook plotseling vlak voorbij het station allerlei lichtreclames, maar natuurlijk niet op tijd om er vanuit de trein een foto van te maken. We passeren even later de grens met Californië en nu wordt de Sierra Nevada echt op z'n mooist. De trein gaat langzaam via hoefijzerachtige bochten omhoog door allerlei tunnels. De uitzichten zijn geweldig en op veel plaatsen ligt nog bijna een meter sneeuw. We zitten dan ook op een hoogte van zo'n 8000 ft. In de buurt van Truckee is in de diepte het Lake Donner te zien en wat verderop de Bear Valley. Het ziet er overigens wel weer anders uit dan in de Rocky Mountains.

Met de lunch zitten we aan tafel met een Amerikaans echtpaar, dat bij wijze van uitzondering niet spraakzaam is. Voor zover tot nu toe ervaren zijn Amerikanen in het algemeen hartelijk, open, praten graag, ook al zijn het onbekenden en ze zijn wel in voor een grap. Vrijwel altijd als ze ons horen praten wordt gevraagd waar we vandaan komen. Vaak denken ze dat we Duitsers zijn, waarom eigenlijk?

De reis gaat verder en bij Colfax houdt de Sierra Nevada geleidelijk op. Het wordt weer vlak en we zien zelfs de eerste palmbomen, toch een typisch subtropisch kenmerk (pas 100 km terug zaten we nog in de sneeuw). De laatste stop met rookpauze is in Sacramento, de hoofdstad van Californië. Wat een naam eigenlijk voor een plaats. Hier in de buurt ligt ook nog ergens Corpus Christi. Hoe komen ze er bij?!

De trein bereikt de eerste voorsteden van San Francisco en er doemen weer bergen op. Overigens blijft het subtropisch uiterlijk aanwezig. In een baai liggen allerlei oorlogsschepen uit de 2e wereldoorlog te wachten (ja, waarop eigenlijk?). Het heet dan ook de Mothball Fleet. Tenslotte bereiken we om half 6 (een uur te laat volgens schema) de voorstad Emeryville, het eindpunt van de trein (sinds Washington 3200 mijl ofwel 5149 km). Met sommige reizigers zijn we eigenlijk al een beetje vertrouwd geraakt en ook met het personeel van de trein. Een speciale bus van Amtrak brengt ons naar het centrum van San Francisco via de Oakland Bridge. De chauffeur vertelt onderweg over de bezienswaardigheden die we tegenkomen, zoals deze Oakland Bridge, het eiland Alcatraz en allerlei gegevens over de baai.

Bij aankomst is een taxi snel geregeld en we zijn dus vlug (ca. half 7) in het Days Inn hotel in de buurt van het zgn. Civic Center van San Francisco. We eten in een Italiaans restaurantje vlak naast het hotel een spaghettischotel en maken op de hotelkamer gebruik van het "bubbelbad". Lekker decadent! Daar hebben we na 3 dagen in de trein toch wel behoefte aan. Achteraf gezien zijn we erg blij met onze keuze om de oversteek van Oost naar West met de trein te doen. We hebben inderdaad in deze 3 dagen het land zien veranderen van vlak naar heuvels, industriegebied, agrarische grond, bergen, woestijn, opnieuw bergen en weer vlak land. Binnen Europa is een dergelijke reis m.i. niet mogelijk.

Dinsdag 9 mei

Als we wakker worden blijkt het te regenen. Na het ontbijt in een restaurant om de hoek lopen we naar het Convention Center om de auto op te halen. Het is 20 minuten lopen en het is erg moeilijk te vinden. Bij het Convention Center zelf weten ze het ook niet precies, maar uiteindelijk vinden we het kantoor van Alamo. We krijgen weer precies zo'n zelfde auto als in Newark, een roodbruine Buick Century, waar we toen erg tevreden over waren. We rijden terug naar het hotel en besluiten lopend de stad in te gaan. Met een dagkaart van $ 6,- kunnen we van de cablecar gebruik maken en ook van de bussen. De cablecar is een typisch vervoermiddel van San Francisco. Het lijkt op een ouderwetse tram, gedeeltelijk open, niet al te snel, maar wel geschikt om de soms erg steile straten te beklimmen. Met de hand moet via een draaischijf een wissel worden genomen.

De straten in San Francisco zelf zijn volgens Amerikaans model, dus kaarsrecht verdeeld in blokken, loodrecht op elkaar. Als dit systeem toegepast wordt bij steile heuvels, ontstaan soms hellingen van 25 % en dat geeft dan een soort Berg en Dal effect. Het eindpunt van deze lijn is de Fishermen's Wharf, een gebied met aanlegpieren voor boten, maar dan geheel ingericht met winkeltjes en restaurantjes. Het ziet er allemaal heel leuk uit en het heeft een eigen sfeer. Ondanks de voortdurende motregen is het er erg druk.

In de verte zien we het eiland Alcatraz liggen, het bekende gevangeniseiland. We zien ook vlakbij de Coit Tower, een uitkijktoren in de vorm van een brandweerspuit. Omdat het slecht weer is, zien we er van af om deze te beklimmen, want het uitzicht zal nu wel tegenvallen. Jammer eigenlijk. Bij verder rondkijken blijken er in de haven in de buurt van de bekende pier 39 een hele kolonie zeehonden te huizen, die zich op de aanwezige houten vlonders hebben genesteld. De meeste liggen te slapen, maar sommige zijn bezig met datgene wat de meeste beesten de hele dag doen, nl. terrein afbakenen en rangorde bepalen, en dat betekent dus vechten en elkaar in het water duwen.

Meer de binnenstad in komen we bij Lombard Street, een steile straat met allerlei bochten. Het gezicht ervan is eigenlijk niet te beschrijven, alsof auto's door een golvend tuinlandschap rijden. We nemen opnieuw de cablecar om bij het Union Square te komen, een groot plein met een aantal palmbomen. In de regen ziet het er wat onwezenlijk uit. Vlakbij is het SF Shopping Center met winkels, dat 8 verdiepingen telt en waar hoofdzakelijk kleding en schoenen verkocht worden, daarin is dus keuze genoeg. Buiten is het toch een beetje opgeklaard, al is het inmiddels al wel 5 uur. We besluiten Chinatown te bezoeken, waar 85.000 Chinezen wonen. Het heeft een aparte sfeer; de uithangborden en de soms op pagoden lijkende woningen. Wat op straat aan eten verkocht wordt, komt bij ons niet altijd even hygiënisch over. Ik zou het dan ook niet willen eten. Vreemd eigenlijk dat deze groep mensen helemaal niet integreert.

Via een aantal "heuvel"straten komen we in het financiële hart van San Francisco waar de meeste wolkenkrabbers staan. Elke bank heeft er wel een. De hoogste is de Trans America Pyramide, die 260 m hoog is en inderdaad op een smalle pyramide lijkt. Inmiddels begint de honger zich te laten voelen en we gaan terug richting hotel. Vlak daarbij eten we heerlijk in een Italiaans restaurant en terug in het hotel (het is reeds donker) voelen we onze voeten echt. De bubbelbak helpt.

Ondanks het minder fraaie weer hebben we toch genoten van San Francisco. Het is een buitengewoon mooie en ook wel aparte stad. Jammer genoeg wordt dit alles ontsierd door het grote aantal bedelaars en zwervers, maar dat het er zoveel zijn komt waarschijnlijk omdat de stad erg aantrekkelijk is voor allerlei vreemde figuren. Niettemin, San Francisco is de moeite waard, zelfs als het weer niet zo mooi is.

Woensdag 10 mei

Bij het opstaan blijkt het mooi weer te zijn, de zon schijnt volop. Na het ontbijt rijden we door de stad naar de Golden Gate Bridge. Als je dichtbij bent, kun je je verbazen over dit toch mooie staaltje van technisch kunnen. De brug is ruim 2 km lang en 6 banen breed en verbindt San Francisco met het noordelijk gelegen kustgebied. Om de brug in origineel oranje kleur te houden (menie tegen de roest), zijn er continu schilders aan het werk. Aan de noordzijde is een uitzichtspunt vanwaar een geweldig mooi uitzicht op San Francisco is, het gevangeniseiland Alcatraz en het nabijgelegen Angel Island.

Vervolgens rijden we de brug weer over en missen in San Francisco de juiste afslag voor Highway 1, de kustweg langs de Grote Oceaan van San Francisco naar Los Angeles, die ruim 700 km lang is. Dankzij deze omweg hebben we gelegenheid om in de stad een aantal 19e eeuwse huizen in Engelse stijl te zien, geschilderd in allerlei kleuren. Tenslotte komen we toch op Highway 1 uit, zien de Grote Oceaan, maar een tiental km's buiten de stad is een wegomleiding, zodat we bijna vanzelf op de I-280 terecht komen. We besluiten deze snelle weg te blijven volgen tot San José en vandaar naar Monterey te gaan, omdat het mooiste stuk van de kustweg daar begint.

Vlak voor Monterey eten we in een supermarkt en kopen een extra koffer. Iets voorbij Monterey ligt Carmel, een Middellandse Zee-achtig aandoende plaats met veel bomen, vakantiewoningen, winkeltjes (overigens geen terrasjes) en dichtbij een strand met duinzand en hoge golven van de Pacific Ocean. Het is echt iets om een luie vakantie door te brengen. We voelen even het zeewater (nog tamelijk koud) en in een souvenirwinkeltje breiden we onze collectie konijnen uit. De verkoopster wijst ons op een bezienswaardig kasteel verderop bij San Simeon en op het "Deense" plaatsje Solvang, dat we zeker moeten zien.

De kustweg naar het Zuiden is prachtig, links rotsen met struiken, rechts de golven van de oceaan, al dan niet met stukjes strand, maar meestal rotsig. De weg is een en al bocht, wel met veel uitwijkplaatsen om van het uitzicht te genieten. Het stuk voorbij Big Sur is heel mooi. Wel hebben we aangekondigd gezien dat dit bochtige weggedeelte nog 77 mijl lang is en juist als we vinden dat deze bochtige weg nu wel lang genoeg geduurd heeft, verandert het landschap. Het land wordt vlakker, althans de heuvels minder steil, en meer begroeid met gras. In de buurt van San Simeon willen we het ons aangeraden kasteel Hearst gaan bekijken wat we al in de verte zien liggen. Je kunt er niet zomaar in, maar men moet met de bus nog zo'n 5 mijl rijden tegen flinke betaling. Omdat het al 5 uur is geweest zien er maar van af.

Volgende keer beter. We besluiten een hotel te nemen in San Luis Obispo ongeveer halverwege SF en LA. Het ligt een eindje het binnenland in en vinden een hotel enkele mijlen buiten de stad. Eten doen we bij Margie's Dinner, waar we zulke abnormaal grote porties krijgen, dat we de helft moeten laten staan. We zien dat ook bij andere bezoekers gebeuren. Het smaakt uitstekend, maar een "Grand Round Steak" bestaat uit: ca. 300 gram tartaar, 200 gram champignons, een grote portie frites, broccoli, bloemkool, wortel, aubergine, courgette, sinaasappel, meloen, geserveerd op een bord zo groot als een vleesschotel uit het servies bestemd voor wildgebraad. Alles is weer "big". We rollen dus het hotel in.

Donderdag 11 mei

Het is ook vandaag weer mooi weer. We ontbijten bij Hobee's, vlak bij het motel, waar je gratis kunt ontbijten als je een foto van jezelf met hun T-hemd aan elders in de wereld kunt laten zien. Het is half 10 als we wegrijden uit San Luis Obispo. We volgen de US-101, maar voorbij Santa Maria nemen we een zijweg naar Solvang, ons gisteren aangeraden om te bekijken. Inderdaad, zo maar in Amerika een dorp geheel in Deense stijl. De huisjes zien er uit zoals we ze eerder in Denemarken hebben aangetroffen. Er zijn Deense gerechten te eten (zoals koek, wafels en natuurlijk smørrebrød), souvenirs te koop en het geheel is compleet met enkele molens en natuurlijk Deense opschriften, dus heel veel æ, ø en å. We eten een wafel met poedersuiker en stroop, vergezeld van een fruitschoteltje met o.a. (nu al) verse aardbeien.

De bewoners zelf noemen hun plaats de "Danish capital of America". Behalve dat er sinds 1900 veel Denen wonen, waren er voor die tijd ook al Spanjaarden. Dat blijkt uit de Spaanse missiestatie uit 1804, mede gebouwd door de Indianen en behalve bestaande uit de kenmerkende missiestijl van het zgn. adobe-type, ook voorzien van een arcadegang. We hebben geen enkele spijt van deze omweg, die achteraf helemaal geen omweg blijkt te zijn, want naar Santa Barbara is het via de S-246 en S-154 korter dan via de US-101!

Bovendien komen we langs het schitterend tussen de bergen gelegen Lake Cachuma. Bij Santa Barbara komen we weer bij de kust uit, maar de US-101 is hier minder bochtig dan wat we van gisteren gewend waren. Rechts voor ons zien we weer een flinke golfslag met af en toe stukken strand erbij en soms ook Mediterranee-aandoende huizen tussen dennebomen en palmen. (Trouwens je ziet hier nauwelijks nog houten huizen zoals we die eerder in Amerika wel veel hebben gezien, vooral in het N.O.). Links van ons bestaat het landschap uit stukjes grond afwisselend vlak met huizen, of wat heuvelachtig, in de verte overgaand in bergen met gras begroeid.

Zo rond half 4 bereiken we de westelijke stadsrand van Los Angeles. De stad staat erom bekend, dat alles zich per auto verplaatst. Openbaar vervoer stelt er niets voor. Dit klopt volgens ons wel, want de toegangsweg waar we op zitten (nog steeds de US-101) is hier 12-baans breed en desondanks ontstaan er af en toe files. Het is niet de bedoeling om door de binnenstad te rijden, maar langs de noordzijde van de stad, omdat we een hotel willen dat al een beetje richting Dodenvallei ligt. Het hotel dat we hebben uitgezocht ligt in de voorstad San Dimas (uitgezocht omdat het een wasserij bevat) in het noord-oosten van LA. De afstanden zijn enorm, vanaf het begin van Los Angeles tot hier is het 50 mijl en dan zijn we het stadsgebied van LA nog lang niet uit. Onvoorstelbaar dat in dit gebied ongeveer evenveel mensen wonen als in heel Nederland!

Rond half 6 komen we bij het motel (van de M6-keten) in San Dimas. Het is niet gemakkelijk te vinden, want het toegangsschildje langs de weg is erg klein. Eerst kijken we nog eens rond in de twee dichtbijgelegen shoppingcentra en kopen wat waspoeder, want er moet vuil goed gewassen worden. Eten doen we bij Denny's, ook een restaurant wat je overal in Amerika tegenkomt. Petra eet een steak en ik gegrilde catfish (wat voor vis het dan ook moge zijn). Het smaakt goed, evenals het bier. We houden het wat bier betreft meestal op Budweiser of kortweg Bud. De naam is gestolen van het Tsjechische Bud jovice, maar het smaakt er niet minder om.

We gaan terug naar de hotelkamer om het eerste hoofdstuk te lezen van de reisgids van Ruud en Lucy, die de route beschrijft waar we morgen aan beginnen en die zo'n 3 weken omvat.

Wel hebben we alvast hotels besproken van M6 voor begin juni in LA, als we Disneyland willen bezoeken. Ons reisschema heeft uitgewezen, dat het dan juist Pinksteren is.

Vrijdag 12 mei

Zoals inmiddels normaal is zijn we al weer vroeg wakker, om half acht. Het is erg bewolkt, alhoewel niet echt koud (ca 16 C). We starten van hieruit de route zoals beschreven in het reisboek Zuid-West USA van Lannoo. Via de I-10 komen we na enkele mijlen bij een winkelcentrum in de voorstad Montclair (en niet Clairmont dat er vlak bij ligt, wel verwarrend). De levensmiddelenkeuze valt erg tegen.

De weg vervolgend komen we in de buurt van San Bernardino op de I-15 naar Las Vegas en verlaten eindelijk de agglomeratie LA. Wat een stad! We komen nu in de bergen van het San Bernardino National Forest en de bewolking ziet er dreigend uit in de verte, maar boven ons probeert de zon er door te komen.

Na zo'n 15 mijl, voorbij de Cajon-pas, houden de hoge bergen op. Het landschap verandert in woestijn met plukjes kleine groene struikjes met aan weerskanten van de weg op afstand heuvels die met dezelfde planten schaars begroeid zijn. Het is dun bevolkt, alleen af en toe komt er een plaats zoals Victorville en Barstow. De grijze bewolking is weg en heeft plaats gemaakt voor een dunne sluier waar de zon door heen komt. Het is druk op deze 4-baans autoweg die als een lang eindeloos lint door het heuvelachtige landschap wordt getrokken. Het is hier echt een steenachtig land met plukjes struiken.

Iets voorbij Barstow slaan we linksaf om de spookstad Calico te bezoeken, een mijnstadje dat omstreeks 1885 vanwege de ontdekking van zilver druk bevolkt was met ruim 4000 bewoners, maar sinds 1900 is verlaten. Het is pas in 1950 weer in ere hersteld als spookstad voor de toeristen. Het kost wel wat om er in te mogen ($5,- p.p.) en dan sta je voor een ouderwetse kabeltram die je omhoog brengt. Pas boven zie je wat er allemaal is (of beter gezegd, zoals het er vroeger uitzag). Het is een echt Wild-West stadje met o.a. saloons, winkels (alles van hout) en vooral veel toeristen. Een der mijngangen kan bezocht worden (is ca. 300 m lang) en er rijdt ook een treintje rond. Alles bij elkaar is het allemaal heel aardig.

Verder rijdend op de I-15 richting Baker verandert het landschap toch wel af en toe in die zin, dat er enkele drooggevallen meren liggen, zoals Soda Lake (de naam zegt genoeg) en het Silver Lake. Vanaf Baker is het 57 mijl naar Shoshone (over de S-127) in een volledig onbewoond gebied. Af en toe komt er ons een auto tegemoet. Onderweg zien we zandstenen rotsformaties van zo'n 20 m hoog vlak langs de weg oprijzen (zoals in de buurt van Tecopa) en later ook weer meer bergen (die echt kaal zijn). Shoshone zelf stelt weinig voor, maar er is wel een winkel die goed voorzien is van allerlei levensmiddelen.

Ik drink er "cream soda", een soort limonade met vanillesmaak, dat goed helpt tegen de dorst. Voorbij Shoshone komen af en toe ook zandduinen voor in de eindeloze golvende vlakte, met op de achtergrond wel de kale bergen. Er rennen soms ondefinieerbare beestjes over de weg die wat weg hebben van eekhoorntjes. De temperatuur stijgt, de zon schijnt nu volop. Na Death Valley Junction, dat uit slechts een tiental huizen bestaat en een operagebouw (ja echt, zo wordt het aangeduid), nemen we de weg naar Furnace Creek. Halverwege dit traject wordt ons via borden meegedeeld, dat we nu echt in Death Valley zijn. Links en rechts liggen stenen, het ziet er uit als een echt maanlandschap met bergen. Bij het Zabriskie Point is een uitzichtspunt vanaf een hoge rotspunt tot diep in het dal waar zich een zoutvlakte bevindt. Wat een uitzicht, zowel op de vlakte zelf als ook op de rotsmassa's in de omgeving.

Vanaf hier tot aan Furnace Creek (zo'n 15 mijl) daalt de weg continu van meer dan 3000 ft tot beneden de zeespiegel en plotseling na een bocht achter een berg zijn we dan in Furnace Creek, dat uit 2 hotels bestaat. De ene is de luxueuze Furnace Creek Inn en ca. 1 mijl verder de Furnace Creek Ranch, waar wij gereserveerd hebben. Het is alsof er een oase in de woestijn is aangelegd. Rondom is het een woestijnlandschap, maar hier staan volop palmbomen. Het complex bestaat uit losstaande bungalows, restaurant, bars, souvenirwinkels, een informatiebureau, museum, golf- en tennisvelden en een manege.

Als we er aankomen (ca. 5 uur) is het 32 C (maar die middag was het 36 C). Wel waait er een stevige wind, tot op het stormachtige af. Na een klein wandeltochtje gaan we eten in een (relatief duur) restaurant (we eten BBQ spareribs en kip). Nog een paar foto's hebben we gemaakt in de omgeving, want vooral bij ondergaande zon is het geweldig sfeervol om de rode gloed op de bergen te zien en dat in kombinatie met de bijna volle maan die al goed zichtbaar is. Het is nog steeds warm, ook op de hotelkamer. Toch proberen we te gaan slapen.

Zaterdag 13 mei

Pas om 8 uur zijn we wakker en gaan we eerst ontbijten in het café bij het hotel. Het is opnieuw stralend weer, al weer boven de 20 C en vertrekken eerst in zuidelijke richting (19 mijl) door de vallei naar Badwater, het laagste punt van de USA (- 282 ft). Het gebied ziet eruit als een ijsvlakte, maar het is glinsterend wit zout. Iets terug naar Furnace Creek is een andere zoutvlakte, Devils Golf Course, maar hier lijkt de bodem meer op een groot stoppelveld. In de buurt van de zoutvlakte zijn volop bergen te zien, zoals in westelijke richting de Telescope Peak (11.903 ft) bedekt met sneeuw. Aan de andere kant liggen ook bergen die niet zo hoog zijn, wel dichterbij liggen en uit verschillende steensoorten bestaan. Dat blijkt vooral als we een zijweg nemen door de bergen, de zgn. Artist's Drive. We komen langs allerlei rotspartijen met steeds verschillende kleuren, rood, geel, roze, groen, bruin. Schitterend om te zien. In de buurt ligt ook de Golden Canyon die alleen te voet begaanbaar is, een nauwe kloof met aan weerskanten goudkleurige en soms donkerbruine rotsen in verschillende lagen. Zo rond 10 uur zijn we terug in Furnace Creek en rijden in noordelijke richting door ook weer een echt maanlandschap naar de zandduinen van Stovepipe Wells. Zo zie je maar weer, dat ook de Dodenvallei een heel afwisselend landschap kent, zoals zout, duinen, rotsen, bergen met sneeuw, kunstmatige oases. Verveling is er niet bij.

Na de duinen rijden we oostwaarts via de Daylightpas (ca. 4500 ft hoog) en passeren de grens met Nevada. Een kaarsrechte route volgt. Op een gegeven moment zien we links enkele vervallen huizen, en inderdaad, er leidt een weg naar toe. Het is Rhyolite, een verlaten spookstad, nu bestaande uit een paar ruïnes. Het valt een beetje tegen. Het is inmiddels een stuk kouder geworden en bij Beatty, niets meer dan een kruispunt van wegen met enkele huizen (houten keten), een paar bars, een winkel en een benzinepomp, motregent het een beetje. We eten wat (weer zo'n enorme plens cola) en rijden verder richting Las Vegas. Het volgende dorp, Amorgosa Valley, is even klein als Beatty, maar ziet er leuker uit, meer de oude wild-west geveltjes. Het weer is opgeklaard en het is wat warmer geworden. Als we de Charleston Peak voorbij zijn, is de woestijn iets meer begroeid met yucca's en joshuabomen, alhoewel toch spaarzaam. En plotseling ligt in de verte Las Vegas met zijn hoge gebouwen en vooral de lange spitse toren in het centrum. Eerst krijgen we nog vele mijlen buitenwijken, maar dan volgt Downtown waar ons hotel in de buurt is.

Tegen 6 uur wordt het tijd om Las Vegas te bekijken, maar het ziet er naar uit dat de echte gokboulevard nog vele km's verderop is. Omdat we vrezen dat het 's avonds laat fris zal zijn en we geen jas bij ons hebben, nemen we een taxi terug naar het hotel, halen de jassen op en rijden met de auto terug. Overdag valt Las Vegas wat tegen. Er is druk verkeer, veel trouwkapellen en vooral veel gokpaleizen. Als het donker wordt, verandert Las Vegas echter in een grote zee van lichtreclame van casino's, eetgelegenheden, bars, etc. De ene voorgevel nog fantastischer dan de andere. Binnen in de casino's is het een echte heksenketel. Honderden gokkers zitten in lange rijen aan zgn. fruitautomaten en flipperautomaten. Er wordt massaal gegokt met roulette, blackjack, poker en andere spelletjes die wij niet kennen. Op grote lichtkranten wordt aangegeven hoeveel er dit jaar in totaal is gewonnen. In elk gokpaleis kan ook gegeten worden en zelfs tijdens het eten kan er gespeeld worden. Af en toe horen we juichkreten van mensen die iets winnen, maar veel meer overheersen de gespannen gezichten van mensen die het nog niet gelukt is. We proberen het ook eens. Petra wint $ 2,- aan een fruitautomaat en ik verlies $ 25,- bij de roulette. Daar laten we het bij.

Op straat is het een enorme drukte. Het gokken gaat dag en nacht door, dus ook de drukte. Langs de Las Vegas Boulevard (de Strip) worden buiten bij de ingang grote spektakels opgevoerd, zoals de kaping van een schip door piraten, compleet met vuurwerk. Verder zien we bij één der gokpaleizen de witte tijgers die ooit eens op de TV te zien waren. Overal zijn mensen, overal is licht, je moet het eenmaal gezien hebben. Als we rond 1 uur naar het hotel willen terugrijden, dat op zo'n 4 mijl afstand ligt, doen we daar bijna 3 kwartier over, zo druk is het. Terug op de kamer zien we dat ook de buitenwijken van Las Vegas volop verlicht zijn. Wat een stad! En dat midden in de woestijn!

Zondag 14 mei

Na een lange avond zijn we toch om 8 uur weer op. Het is opnieuw zonnig en al weer warm. Na het ontbijt verlaten we Las Vegas via de S-147 in N.O. richting. Al spoedig zien we de skyline van Las Vegas achter ons niet meer, want we zitten tussen bergen die nauwelijks begroeid zijn. We komen over een bergpas waar we nauwelijks van merken dat het een bergpas is, want de weg is breed en er zijn geen echte haarspeldbochten. We volgen de S-167 en later de S-169 en komen vlak bij het Lake Mead, een stuwmeer in de Coloradorivier dat zich stroomopwaarts van de Hooverdam bevindt. Het water ziet er mooi blauw uit en vanuit de verte is te zien dat er volop aan watersport wordt gedaan. We rijden door een landschap, dat hoewel duidelijk woestijn is, toch afwisselend is, soms helemaal kaal, soms weer met groene struikjes met de rotsformaties van de bergen in verschillende kleuren, zoals Red Stone, en soms weer golvende velden met stenen.

Reizen Amerika

Specialisten Amerika

Stay tuned

Wil jij elke maand naar Amerika?

  • Schrijf je in voor de maandelijkse nieuwsbrief boordevol foto's, prijsvragen en insider tips.
  • Ook ontvang je speciale deals van onze partners.
  • En profiteer je van de leukste kortingen op reisproducten.

Aanmelden nieuwsbrief

Amerika kenner
Sponsors